B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Weerstandscapaciteit

Inleiding

In deze paragraaf gaan we in op het weerstandsvermogen en de risicobeheersing van de gemeente Krimpenerwaard. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) vraagt in deze paragraaf minimaal in te gaan op een inventarisatie van de weerstandscapaciteit, een inventarisatie van de risico’s en het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's. Deze risico-inventarisatie wordt twee keer per jaar geactualiseerd (voor de begroting en voor de jaarrekening). Daarnaast hebben we in onze nota Risicomanagement vastgelegd dat deze paragraaf een toelichting bevat van alle risico’s groter dan € 50.000.

Met de weerstandscapaciteit bedoelen we al die elementen waarmee tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden. Denk hierbij aan de algemene reserve en de reserve weerstandsvermogen. De reserve weerstandsvermogen is gebaseerd op de geïnventariseerde risico’s. 

Risico's (x € 1.000) Bedrag
Geïnventariseerde risico’s 7.439

Het is onwaarschijnlijk dat alle geïnventariseerde risico’s zich tegelijkertijd in volle omvang voordoen. De gemeente Krimpenerwaard heeft ervoor gekozen om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen op 50% van de geïnventariseerde risico’s.

Hetgeen neerkomt op:

  • 50% van de geïnventariseerde risico’s af te dekken, 50% van € 7.439.000 = € 3.720.000

Dit saldo ad € 3.720.000 moet afgedekt worden door middel van de reserve weerstandsvermogen. In de vast te stellen geactualiseerde nota reserves en voorzieningen stellen we voor de reserve weerstandsvermogen op te heffen en het saldo toe te voegen aan de algemene reserve. Zowel de algemene reserve als de reserve weerstandsvermogen zijn onderdeel van de weerstandscapaciteit.

Weerstandscapaciteit (x € 1.000) Bedrag
De algemene reserve 15.529
Claim weerstandsvermogen 3.720
Totale beschikbare weerstandscapaciteit 19.249

Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen wordt weergegeven als een ratio tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal van de gekwantificeerde risico’s.
De weerstandscapaciteit bedraagt € 19,4 miljoen.  De geïnventariseerde risico’s bedragen € 7,4 miljoen. Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Dit verhoudingsgetal bedraagt derhalve 2,6.

Ratio Waardering
Boven 2,0 Uitstekend
Tussen 1,4 en 2,0 Ruim voldoende
Tussen 0,8 en 1,4 Matig
Tussen 0,6 en 0,8 Onvoldoende
Onder 0,6 Ruim onvoldoende

Het kengetal 2,6  geeft aan in hoeverre de gemeente in staat is om financiële tegenvallers op te vangen en wordt beoordeeld als ruim voldoende. Ten opzichte van de jaarrekening 2022, waar dit kengetal 2,5 was, is er sprake van een lichte verbetering.  In de begroting 2023 was het kengetal 1,6. De schommelingen in dit kengetal worden met name veroorzaakt door de peildatum waarop de algemene reserve meegewogen wordt in de berekening van de weerstandscapaciteit. Voor deze begroting is de peildatum van de algemene reserve 1-1-2024. In het totaal van de risico's is er sprake van een stijging van € 1 miljoen. 

Risicomanagement
Risicomanagement kent meerdere doelstellingen. In de nota Risicomanagement, die in oktober 2016 door de raad is vastgesteld, hebben wij de volgende doelstellingen benoemd:

  1. Inzicht verkrijgen in de risico’s die wij als gemeente lopen. Dit zijn zowel financiële als niet-financiële risico’s. Daarbij moeten beheersmaatregelen deze risico’s verminderen.
  2. Vergroten van het risicobewustzijn van alle medewerkers binnen de gemeente in houding en gedrag. Risicobewustzijn moet onderdeel zijn van de bedrijfscultuur.
  3. Beoordelen van het benodigde weerstandsvermogen.
  4. Voldoen aan wet- en regelgeving (BBV).

Bij risico’s maken we een onderscheid tussen risico’s die wel en risico’s die niet van belang zijn voor de weerstandscapaciteit. Bepaalde risico’s zijn niet van belang voor de weerstandscapaciteit als de begroting-en rekeningcyclus in orde is en we adequate beheersmaatregelen of (verlies)voorzieningen hebben getroffen. Risico’s die van belang zijn voor de weerstandscapaciteit zijn bijvoorbeeld bedrijfsrisico’s als grondexploitatie, de sociaaleconomische ontwikkelingen, garantieverplichtingen, schadeclaims en renterisico’s.

De risico-inventarisatie is in juli en augustus 2023 geactualiseerd.

Inventarisatie van de risico’s
Op basis van de geïnventariseerde risico’s is een inschatting gemaakt van de mogelijke financiële tegenvallers. Om bij de inventarisatie een redelijke inschatting te kunnen maken van de kansen dat risico’s zich voordoen en de financiële consequenties, hebben we gebruik gemaakt van bandbreedtes. Bij de opzet van de bandbreedtes is rekening gehouden met de omvang van risicovolle situaties in Krimpenerwaard, afgezet tegen de schaal waarop Krimpenerwaard opereert.

Klasse Norm Risico
1 Minder of 1 x per 10 jaar 10%
2 1 x per 5 - 10 jaar 30%
3 1 x per 2 - 5 jaar 50%
4 1 x per 1 - 2 jaar 70%
5 1 x per jaar of vaker 90%

Bij elk risico is geïnventariseerd welke beheersmaatregelen zijn getroffen die het risico verkleinen. Vervolgens is een inschatting gemaakt van het maximaal financiële risico dat resteert. Met behulp van het percentage, behorend bij de klasse (bijvoorbeeld 10%), en het bedrag opgenomen bij “maximaal financieel gevolg restrisico” wordt het financiële gevolg voor de weerstandscapaciteit berekend. Hieronder een overzicht van de risico’s ≥ € 50.000 op basis van het op deze wijze berekende financiële gevolg.

Risico's >= € 50.000 (x € 1.000)
1. Diverse risico's Jeugd, Wmo en Participatiewet 1.700
2. Gebiedsovereenkomst - Opgave natuur 1.500
3. Risico inzake inflatie en loon-en prijsstijgingen in diverse sectoren 1.320
4. Financiële verplichtingen tav sport en maatschappelijke voorzieningen die kunnen leiden tot financiële risico's 1.100
5. Invoering Omgevingswet/WKB 400
6. Risico's grondexploitaties 310
7. Beheeroverdracht Steinsedijk in Haastrecht 112
8. Niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming 105
9. Wachtgeldregeling wethouders 92
10. Onvoldoende naleven van informatiebeleid en procedures 70
11. Impact opvang vluchtelingen PM
12. Overige risico's 730
Totaal risico inventarisatie 7.439

De benodigde weerstandscapaciteit op basis van de geïnventariseerde risico’s bedraagt € 7,4 miljoen. Bij de jaarrekening 2022 was dit € 6,5 miljoen en bij de begroting 2023 was dit €  6,4 miljoen. Het totaal aan risico's is dus gestegen met om en nabij de 1 miljoen. De belangrijkste oorzaken voor de verhoging van het risicoprofiel zit in de toename van de risico's binnen het sociaal domein door een aantal landelijke ontwikkelingen. De ondertekende Hervormingsagenda heeft in zich een reeks aan maatregelen die op papier tot een besparing zouden moeten leiden. Of de besparing werkelijk gehaald worden en in hoeverre gemeenten gecompenseerd worden mocht dat onverhoopt niet lukken brengt risico's met zich mee. Daarnaast zien we ook dat de landelijke ontwikkeling in de gesloten jeugdzorg extra financiële risico's met zich meebrengen om continuïteit van de jeugdzorg te waarborgen. De diverse ontwikkelingen zorgen voor een stijging van het risicoprofiel met  € 0,3 miljoen. Daarnaast zien we een aanvullend risico in verband met de daadwerkelijke invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Er is een lange weg bewandeld richting de uiteindelijke invoering en pas wanneer de omgevingswet werkelijk geldend is zal blijken in hoeverre de praktijk zich zal verhouden tot de theorie en welke impact dit heeft. Er is een aanvullend risico van € 0,4 miljoen opgenomen.  Op andere risico's zien we enkele lichte stijgingen en of verschuivingen door de actualisaties. De onzekerheid met betrekking tot de financiële risico's inzake de opvang van vluchtelingen blijft nog voortduren. Hieronder volgt een toelichting op de risico’s van € 50.000 en groter.

Vanaf de Begroting 2021 worden alle risico’s van € 50.000 en groter toegelicht.  Hieronder een toelichting per risico ≥ € 50.000.

1 - Diverse risico's Jeugd, Wmo en Participatiewet
De uitgaven voor Jeugdhulp en de Wmo voorzieningen worden jaarlijks zo reëel mogelijk begroot. Hierbij zijn trends uit eerdere jaren de basis voor de indicatie naar de toekomst toe. Bij de jaarrekening 2022 hebben we geconstateerd dat er sprake lijkt van een lichte afvlakking van de stijging. Door het open einde karakter van deze voorzieningen bestaat echter het risico dat de uitgaven onvoorzien toch hoger zijn dan geprognosticeerd. Met name omdat de aantallen wellicht wat afvlakken, maar de casussen wel steeds complexer worden. Daarnaast zullen we de komende periode gaan ondervinden welke effecten de maatregelen uit de hervormingsagenda zullen hebben. De insteek is daarbij dat de genomen maatregelen tot kostenbesparingen zullen leiden, maar de vraag is in hoeverre de reeds ingerekende kortingen ook behaald zullen worden en in hoeverre gemeenten gecompenseerd worden wanneer dit niet het geval blijkt buiten de schuld van gemeenten om. Binnen de jeugdhulp wordt daarnaast 70% van de indicaties buiten het gemeentelijk kanaal om afgegeven door directe verwijzers als huis- en jeugdartsen. Dit maakt ook dat er relatief weinig grip op de kosten is. Daarnaast zien we inmiddels ook een ontwikkeling om tot landelijke tariefstelling te komen voor gecertificeerde instellingen. Welk risico dit met zich meebrengt voor ons zal in de komende tijd nader onderzocht worden. Onder meer het inzetten van de jeugdondersteuners huisartsen moet ons als gemeente meer handvatten geven om ook in deze kanalen meer inzicht en grip te krijgen. Voor de begroting 2024 schatten we het totale risico in op € 1 miljoen.

Met betrekking tot de jeugdhulp + en specifiek de gesloten jeugdzorg is een transformatie in het zorgaanbod in volle gang. Er is een wens, gesteund door de landelijke politiek en het ministerie, om de gesloten jeugdzorg naar een minimum terug te dringen en hiervoor alternatief zorgaanbod te ontwikkelen. Deze transformatie vraagt om het stellen van nieuwe kaders en een visie op dit herziene zorglandschap, maar vraagt ook van de zorgaanbieders een financiële inspanning om de transformatie vorm te geven. Gezien het feit dat gemeenten een zorgplicht hebben is er een noodzaak deze transformatie intensief te begeleiden. De komende tijd staat in het teken van het beoordelen van de plannen die de zorgaanbieders van gesloten jeugdzorg in ons landsdeel presenteren om de transformatie vorm te geven. Afhankelijk van de beoordeling van deze plannen zal blijken in hoeverre de gemeenten daarin financieel moeten bijdragen. Daarnaast blijft de tussentijdse borging van de continuïteit een punt van aandacht. Voorlopig wordt het risico ingeschat op € 0,3 miljoen. Daarnaast worden ook aan andere aanbieders binnen het sociaal domein voorschotten betaald om de continuïteit van de dienstverlening te kunnen waarborgen.  Momenteel speelt dit specifiek nog bij één casus waarop het risico bestaat dat betaalde voorschotten bij een faillissement van de aanbieder niet meer kunnen worden verrekend. Met deze aanbieder zijn inmiddels concrete afspraken gemaakt inzake aflossingsregelingen waardoor het maximale risico (€ 0,2 miljoen) gemitigeerd is. 

Bij de Wmo heeft de verlaging van de eigen bijdrage in de vorm van het abonnementstarief een aanhoudend aanzuigend effect op de maatwerkvoorzieningen. Er is sprake van een structurele toename van de Wmo uitgaven vanaf 2019. In 2021 is de inkomenstoets voor huishoudelijke hulp ingevoerd als onderdeel van de bepaling van de zelfredzaamheid voor aanvragers. Dit lijkt een preventieve werking te hebben gehad aangezien er een stagnatie op het aantal aanvragen huishoudelijke hulp te constateren is.  Inmiddels is de inkomenstoets echter weer geschrapt uit de verordening als gevolg van uitspraken van de bezwaarschriftencommissie. Daar tegenover staat dat landelijk beleid in voorbereiding is om vanaf 2026 weer een inkomensafhankelijke bijdrage te gaan invoeren voor alle onderdelen binnen de Wmo. Naast bovenstaande blijft ook de vergrijzing een rol spelen in de te verwachten toename van het aantal aanvragen. Door de groeiende groep ouderen bestaat de kans dat niet tijdig gesignaleerd wordt dat inwoners (tijdelijk) minder zelfredzaam zijn. Het risico ( € 0,1 miljoen) ontstaat als we door het niet tijdig signaleren te laat kunnen ingrijpen en geconfronteerd worden met hoge kosten.

We zien ook dat de gestegen energielasten en de daarvoor in het leven geroepen energietoeslag maken dat er een breder beroep wordt gedaan op beschikbare minimaregelingen. We zien van 2021 naar 2022 dan ook een toename in de verstrekking van minimaregelingen. De evaluatie van het minimabeleid en de daaruit geconstateerde bevindingen worden waar mogelijk direct meegenomen in de reguliere P&C cyclus. Maar daarnaast bestaat er nog immer het risico dat de doelgroep blijft groeien en de aanspraken daardoor hoger blijken dan verwacht. Momenteel schatten we een risico van € 0,1 miljoen in met betrekking tot een stijgende vraag naar minimaregelingen. 

2 - Gebiedsovereenkomst - opgave natuur
De gemeente heeft samen met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, de regie over de samenhangende opgaven in hun buitengebied. De provincie Zuid-Holland fungeert als opdrachtgever. In het tweede halfjaar van 2020 is met de andere twee overheden een addendum overeengekomen op de Gebiedsovereenkomst Veenweiden. Allereerst is de doorlooptijd van de overeenkomst verlengd tot en met 2026. Daarnaast zijn nieuwe afspraken gemaakt over het risico van overschrijding van het totaalbudget van € 95,1 miljoen voor dit project. Bij een overschrijding van het budget tot € 4 miljoen, is 50% voor rekening van de provincie en 50% voor rekening van de uitvoerende partijen (gemeente 75% en hoogheemraadschap 25%). Is de overschrijding meer dan € 4 miljoen, dan is dat volledig voor rekening van de provincie. De aanspraak zal voor de gemeente, op basis van het addendum, nooit meer bedragen dan € 1,5 miljoen.

3 - Risico's inzake inflatie en loon- en prijsstijgingen in diverse sectoren

In de begroting 2023 is voor het eerst een algemeen risico opgenomen met het oog op diverse ontwikkelingen gekoppeld aan de loon-en prijsstijgingen en de hoge inflatie. Het risico zit daarbij met name in de vraag of de diverse prijsstijgingen afdoende gecompenseerd worden binnen het gemeentefonds. Dit risico is nu geactualiseerd waarbij een onderverdeling is gemaakt tussen een drietal onderwerpen:

Projecten: De projecten zijn grofweg in te delen in 3 categorieën te weten civiele (bouw)projecten, medewerking aan bouwprojecten ontwikkelaars en projecten waarvan de gemeente opdrachtgever is. Voor alle projecten is er sprake van risico's, maar de financiële risico's spelen zich met name af rond de projecten waar de gemeente zelf opdrachtgever is. Op basis van de huidige lopende projecten is er een risico inschatting gedaan van € 0,5 miljoen. Daarnaast zien we een steeds groter risico ontstaan met betrekking tot de vertraging van projecten door oplopende wachttijden bij de netbeheerders. Dit kan zorgen voor oplopende kosten en het risico is nu gekwantificeerd op 0,1 miljoen.

Onderhouds- en beheerkosten: Hoewel de grootste prijsstijgingen van grondstoffen en materialen zich in 2022 hebben voorgedaan, is het aannemelijk dat de prijsstijgingen, weliswaar in een wat afgevlakte vorm, zich blijven voortzetten.  Het risico wordt voor de komende jaren ingeschat op € 0,3 miljoen. 

CAO-ontwikkelingen: Een ander deel van het risico zoals opgenomen bij de begroting 2023 bestond ook uit de onzekerheid over de CAO voor de ambtelijke organisatie. Inmiddels is daarover voor 2023 een akkoord bereikt tussen werkgevers en vakbonden. Er is echter slechts een CAO voor 1 jaar overeengekomen en daarmee blijft dit risico voor 2024 nog steeds bestaan. Bij de begroting 2024 gaan we uit van een CAO stijging van 4% op basis van CBS indexcijfers. Voor nu schatten we het risico dat de indexatie conform CBS lager blijkt dan het resultaat van de nieuwe onderhandelingen op € 0,3 miljoen. Daarnaast zien we ook risico's m.b.t. CAO-ontwikkelingen in andere sectoren die  invloed kunnen hebben op de budgetten van de gemeenten via bijvoorbeeld de subsidies. Voor zover dit niet ondervangen is in contractuele afspraken zal de gemeente continu beoordelen waar extra inspanning van de gemeente nodig is om hierin tegemoet te komen. Naast de CAO voor 2024 zijn er in de CAO 2023 ook afspraken gemaakt rondom een regeling vervroegd uittreden. Dit maakt het, onder voorwaarden, mogelijk voor medewerkers om voor het bereiken van de AOW leeftijd te stoppen met werken. Op basis van het huidige personeelsbestand is het maximale financiële risico € 0,1 miljoen. Een laatste belangrijke ontwikkeling is die rond (langdurig) ziekteverzuim. Met de druk op de arbeidsmarkt vormt ziekteverzuim financieel gezien een steeds groter risico voor de gemeente. Gezien de hoge premielast om je als gemeente hiertegen te verzekeren kiest de gemeente ervoor eigen risicodrager te zijn en het personeelsbeleid dusdanig in te richten dat ziekteverzuim waar mogelijk voorkomen kan worden. Waar verzuim door ziekte toch optreedt is het in de huidige arbeidsmarkt echter steeds lastig daarvoor betaalbare vervanging van goede kwaliteit te vinden. We zoeken hierin voortdurend de balans tussen het kunnen continueren van cruciale processen en de beperking van additionele lasten.

4 - Verplichtingen ten aanzien van sport en maatschappelijke voorzieningen
Op basis van in het verleden gemaakte afspraken heeft de gemeente verplichtingen ten aanzien van enkele maatschappelijke instellingen. De risico's worden sinds de jaarrekening 2020 ontleend aan de standenlijst voor maatschappelijke voorzieningen binnen het Sociaal domein. De actualisatie van de risico inschatting heeft ten opzichte van de jaarrekening 2022 enkele wijzigingen in het mogelijke risico ten laste van het weerstandsvermogen ten gevolg gehad. In 2023 is er voor maatschappelijke voorzieningen namelijk een mogelijkheid beschikbaar gesteld tot het aangaan van een duurzaamheidslening. Deze lening is er op gericht de exploitatielasten te verlagen door te investeren in duurzaamheidsmaatregelen. Het afgeven van deze leningen, inclusief toetsing door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), verhoogt het maximale risico. Bij de jaarrekening is daarbij nog uitgegaan van het totaal beschikbaar gestelde bedrag, maar gezien het feit dat de aanvragen inmiddels binnenkomen is nu uitgegaan van het daadwerkelijk beleende bedrag. Daarbij verlagen de toetsing en de waarborgen die bij de lening gevraagd worden dit risico. Daarnaast zijn de inschatting bij enkele voorzieningen herijkt waarmee het totale risico (1,1 miljoen) per saldo lager ligt dan bij de jaarrekening 2022. De duurzaamheidsleningen en de daarmee genomen maatregelen leiden op termijn tot een verlaging van het overall risico aangezien hierdoor de exploitatielasten van maatschappelijke voorzieningen aanzienlijk kunnen dalen

5 - Invoering Omgevingswet/Wkb

In deze begroting zijn zo goed als mogelijk de baten en lasten als gevolg van de invoering van de Omgevingswet en de Wkb ingeschat. Landelijk wordt het uitgangspunt gehanteerd dat binnen 20 jaar de Omgevingswet budgetneutraal is ingevoerd. We hebben geen zicht op wat de daadwerkelijke kosten zullen zijn in de beginjaren, omdat we niet weten wat de uitvoering precies in de praktijk gaat betekenen. Er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd die een kostenstijging ramen van 10 tot 20%. Voor gemeenten is daarbij een onzekerheidsmarge opgenomen van 20%. Vooralsnog houden wij rekening met een risico van € 400.000 voor deze stijging. In 2024 houden we nog rekening met incidentele lasten die we in de begroting hebben opgenomen. Daarnaast gaan wij een onderzoek uitvoeren in de loop van 2024, omdat we verwachten dan meer te kunnen zeggen over de uitvoering en wat dit in de praktijk betekent

6 - Grondexploitaties
In de grondexploitaties zijn er verschillende soorten risico’s te onderscheiden. Voorbeelden hiervan zijn financiële, technische of organisatorische risico’s. Voor deze begroting 2024 zijn deze risico’s opnieuw geactualiseerd. De totale risicowaardering is voor de begroting 2024 bepaald op circa € 0,3 miljoen. Dit is ongeveer € 50.000 hoger ten opzichte van de inschatting bij de jaarrekening 2022. De afronding van de complexen Dorpshart (Krimpen aan de Lek) in 2023 heeft een voordelig effect op de risico’s van € 55.000. Voor het complex Tussen Dijk en Bakwetering is de risicowaardering, vanwege de verwachte beperkte mutaties in het risicoprofiel van dit complex, ongewijzigd gebleven ten opzichte van de jaarrekening 2022. De risico’s bij het complex Hoflaan Stolwijk zijn daarentegen wel hoger geworden, namelijk € 105.000. Dit komt volledig voor rekening van de inschatting dat de kosten van bouw- en woonrijp maken door de inflatie hoger zullen uitpakken. In paragraaf G – Grondbeleid wordt nader ingegaan op de grondexploitaties binnen onze gemeente en de gevormde reserves en voorzieningen

7 - Beheeroverdracht Steinsedijk in Haastrecht
Door de wijziging in de Waterwet met ingang van 1 januari 2017 heeft de Steinsedijk in Haastrecht haar waterkerende functie verloren. Dit betekent dat het gehele dijklichaam in beheer en onderhoud aan de gemeente is overgedragen. Dit dijklichaam is in een dermate slechte staat van onderhoud dat een volledig herstel voor de hand ligt. Wij lopen het risico dat de gemeente de volledige kosten voor herstel moet betalen. De totale kosten worden geschat op € 8,3 miljoen af te schrijven over 80 jaar. Voor deze periode is gekozen omdat het een unieke investering betreft waarvoor geen standaard is vastgelegd in de nota investeren en afschrijven.

8 - Niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming
De gemeente is in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Wet politiegegevens (Wpg) verplicht passende technische en organisatorische maatregelen te treffen om ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens van burgers en haar medewerkers. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) kan organisaties die niet aan de AVG voldoen een boete opleggen van maximaal 20 miljoen euro of 4% van de jaaromzet. Bij overtreding van de Wpg kan de AP boetes opleggen welke zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Afhankelijk van de aard van de overtreding kan een boete oplopen tot wel € 820.000,- per overtreding. Op basis van de genomen beheersmaatregelen is het risico bepaald op € 0,1 miljoen

9 - Wachtgeldregeling wethouders
De uitkering (wachtgeld) na het vervullen van een politiek ambt is voor politieke ambtsdragers geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Het recht op de uitkering bestaat ongeacht de reden van het aftreden. De termijn en hoogte van de uitkering zijn afhankelijk van de duur van alle voorafgaand aan het ontslag beklede politieke functies (de Appa-loopbaan) en van inkomsten uit een eventuele nieuwe functie. Daarnaast is ook sprake van recht op vergoeding van ten behoeve van outplacement. In de loop van 2022 en 2023 heeft een aantal, inmiddels voormalige, bestuurders recht gekregen op een uitkering. In de begrotingscijfers vanaf 2024 is op basis van een inschatting van hoogte, duur en mogelijke inkomsten rekening gehouden met de hoogte van de uitkering. Dit bedrag ligt lager dan de maximale aanspraak. Het verschil is nu meegenomen in de risicoanalyse. Indien er sprake is van wijzigingen in de omvang van de aanspraken op een uitkering wordt dit meegenomen in de p&c-documenten in de loop van het jaar.

10 -  Risico inbreuk informatiehuishouding
Dit risico gaat over het voorkomen van schending van enige wetgeving, wettelijke en regelgevende of contractuele verplichtingen, en van beveiligingseisen. Het niet toezien op de naleving van het onlangs geactualiseerde informatiebeveiligingsbeleid kan tot gevolg hebben dat er wel regels zijn afgesproken en maatregelen zijn genomen, maar dat men er zich niet of onvoldoende aan houdt. Het risico is bruto hoog geprioriteerd. We hebben echter vele beheersmaatregelen getroffen, waardoor het risico (netto) slechts beperkt drukt op het weerstandsvermogen.

11 - Impact opvang vluchtelingen

Ook in 2024 zal naar verwachting de oorlog in Oekraïne nog niet voorbij zijn. We zien nog steeds een stroom van vluchtelingen als gevolg van deze oorlog ons land intrekken. De afgelopen jaren is gebleken dat de Rijksoverheid gemeenten afdoende gecompenseerd heeft voor de opvang van de vluchtelingen van dit oorlogsgeweld. In 2023 zal er echter wel een herijking van het normbedrag volgen dat gemeenten ontvangen. Maar de inzet is daarbij niet dat gemeenten niet meer kostenneutraal opvang kunnen verzorgen. Een andere belangrijke factor van onzekerheid is hoe we de Oekraïense vluchtelingen op de langere termijn kunnen opvangen. De huidige opvang is tijdelijk van karakter, maar het voortduren van de oorlog en het feit dat gezinnen zich steeds meer wortelen in onze gemeenschappen zal er voor zorgen dat er ook voor de langere termijn plek voor hen nodig is. Daarnaast is ook de druk op de reguliere asielopvang nog zeer groot. De gemeente heeft haar medewerking aan het COA gegeven voor de inrichting van een opvanglocatie voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen in Haastrecht. Daarnaast moeten we als gemeente ook zorgdragen voor het invullen van steeds hogere taakstellingen met betrekking tot huisvesting statushouders. Dit brengt het risico met zich mee dat we niet langer in staat zijn de taakstelling in te vullen of dat we dit tegen aanzienlijk hogere kosten moeten doen. Vooralsnog is dit echter nog niet van toepassing.

Kengetallen

Gezien het stijgende belang van onderlinge vergelijkbaarheid van gemeenten, een grotere druk op doelmatigheid en een steeds meer divers wordende context (ontwikkeling van financiële producten, meer verbonden partijen, meer taken zoals bijvoorbeeld in het Sociaal Domein) is het belang van inzicht in de financiële positie toegenomen.
Om aan het voorgaande tegemoet te komen, schrijft het BBV een verplichte basis set van vijf financiële kengetallen voor die moeten worden opgenomen in deze paragraaf. Naast de kengetallen wordt een beoordeling van de onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie
opgenomen.

In de volgende tabel zijn de verplichte kengetallen, inclusief betreffende waarden voor onze gemeente opgenomen. Onder de tabel volgt een nadere toelichting per kengetal en wordt de link gelegd tussen waarden op de verschillende kengetallen.

Kengetallen Rekening Begroting
2022 2023 2024 2025 2026 2027
Netto schuldquote 20% 60% 76% 102% 121% 114%
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen 14% 52% 69% 95% 113% 107%
Solvabiliteitsratio 36% 24% 28% 24% 20% 20%
Structurele exploitatieruimte 4,9% 0,7% 0,1% 0,2% -6,4% -7,7%
Grondexploitatie 0% 0% 0% 0% -1% 0%
Belastingcapaciteit 102% 99% 96% 96% 96% 96%

Voor de toelichting per kengetal wordt gebruik gemaakt van het dashboard Financiële kengetallen van het Ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarbij worden de cijfers van de eigen gemeente geplaatst in de context met landelijke cijfers en de cijfers van de gemeentegrootte 45.000 tot 60.000 inwoners. Deze benchmark is gebaseerd op de cijfers uit de Begroting 2023. Opgemerkt moet worden dat in het dashboard het kengetal netto schuldquote foutief is opgenomen. Dit zou 60% moeten zijn conform onze begroting maar opgenomen is 6%. 

Weerbaarheid: Kan de gemeente tegen een stootje?

 

 

Wendbaarheid: kan de gemeente zich relatief snel aanpassen aan veranderende omstandigheden?

 

Toelichting per kengetal:

Netto schuldquote: Dit kengetal geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft daarmee inzicht in de mate waarop rentelasten en aflossingen drukken op de exploitatieruimte. Een normale netto schuldquote ligt tussen de 0% en 90%. Een schuldquote tussen de 90% en 130% wordt als hoog beschouwd en mag niet verder toenemen. Een schuldquote hoger dan 130% wordt als te hoog beoordeeld en moet afgebouwd worden.  In het Findo dashboard is per abuis het kengetal voor de gemeente Krimpenerwaard als 6% opgenomen, waar dit 60% zou moeten zijn. De gemeente Krimpenerwaard bevindt zich met 60% bij de begroting 2023 binnen de normale marge en zit lager dan het gemiddelde van andere gemeenten van gelijke omvang (65,6%). Vanaf 2024 zien we de netto schuldquote flink toenemen in verband met de voorziene investeringen.

Gecorrigeerde netto schuldquote: Dit kengetal is een aanvulling op bovenstaande waarbij er een correctie plaatsvindt door de verstrekte leningen mee te nemen. Dit om het effect van doorlenen inzichtelijk te maken. De marges zijn identiek en door het meenemen van de verstrekte leningen daalt de schuldquote van de gemeente Krimpenerwaard van 60% naar 52%.  Ook de gecorrigeerde netto schuldquote neemt vanaf 2024 toe op basis van de voorziene investeringen.

Solvabiliteit: Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar verplichtingen te voldoen en bestaat uit de hoogte van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal.  Een ratio hoger dan 50% is het minst risicovol, een ratio tussen de 20% en 50% is neutraal en een ratio lager dan 20% is risicovol. De gemeente Krimpenerwaard zit met 24% bij de begroting 2023 in de midden categorie qua risico, maar scoort vergelijkbaar aan het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (29,6%). In 2024  stijgt de solvabiliteit nog licht om in de jaren daarna af te nemen. 

Grondexploitatie: Dit kengetal geeft weer hoe de boekwaarde van de grondexploitaties zich verhouden tot de totale (geraamde) baten van de gemeente. Een score lager dan 20% is het minst risicovol, tussen de 20% en 35% is neutraal en hoger dan 35% is risicovol. De gemeente Krimpenerwaard zit met een score van 0% bij de begroting 2023 in de minst risicovolle categorie en loopt ook minder risico dan het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (6,5%). Vanaf 2024 komt het kengetal afgerond zelfs op 0% uit.

Belastingcapaciteit: Dit kengetal geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt tot de gemiddelde landelijke belastingdruk. Een score lager dan 100% geeft aan dat de lokale lasten lager zijn dan het landelijk gemiddelde en een score hoger dan 100% geeft aan dat de lokale lasten hoger zijn dan het landelijke gemiddelde. De gemeente Krimpenerwaard zit met een score van 99% bij de begroting 2023 onder het landelijk gemiddelde, maar iets boven de score van het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (95,3%). In de begroting 2024 zien we dit kengetal dalen naar 96% t.o.v. het landelijk gemiddelde. 

Structurele exploitatieruimte: Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is de structurele lasten te dragen met structurele baten. Bij een negatief percentage zijn de structurele lasten hoger dan de structurele baten. Bij een positief percentage kan de gemeente de structurele lasten dragen met de structurele baten. Voor de gemeente Krimpenerwaard is het percentage 7% bij de begroting 2023 en dit laat dus zien dat wij de structurele lasten kunnen dragen met de structurele baten. Bij het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang is er minder positieve ruimte tussen de structurele lasten en de structurele baten (2,5%). In 2024 is de exploitatieruimte nog net positief. Vanaf 2025 zien we dat we onder andere door de enorme daling van het gemeentefonds exploitatieruimte tekort komen. Het kengetal wordt dan negatief.