In deze paragraaf gaan we in op het weerstandsvermogen en de risicobeheersing van de gemeente Krimpenerwaard. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) vraagt in deze paragraaf minimaal in te gaan op een inventarisatie van de weerstandscapaciteit, een inventarisatie van de risico’s en het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's. Deze risico-inventarisatie wordt twee keer per jaar geactualiseerd (voor de begroting en voor de jaarrekening). Daarnaast hebben we in onze nota Risicomanagement vastgesteld dat deze paragraaf een toelichting bevat van alle risico’s groter dan € 50.000.
B. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Weerstandscapaciteit
Terug naar navigatie - WeerstandscapaciteitMet de weerstandscapaciteit bedoelen we al die elementen waarmee tegenvallers eventueel bekostigd kunnen worden. De weerstandscapaciteit is onder te verdelen in een structureel en een incidenteel deel. Structurele weerstandscapaciteit bestaat uit een overtollig structureel saldo op de begroting of onbenutte belastingcapaciteit. Bij incidentele weerstandscapaciteit gaat het met name om de niet bestemde reservepositie van de gemeente. Denk hierbij aan de algemene reserve, maar ook aan eventuele stille reserves die ontstaan wanneer activa op de balans voor een lagere waarde staan dan de actuele marktwaarde. Bij de nota reserves en voorzieningen 2023 is aangegeven dat er in de paragraaf weerstandsvermogen inzicht wordt gegeven in materiële stille reserves aangezien deze niet direct vanuit de balans te herleiden zijn, maar wel bij kunnen dragen aan het vergroten van de weerstandscapaciteit. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting 2025 zullen we hier voor de eerste keer invulling aan geven.
Risico's (x € 1.000) | Bedrag | ||||
---|---|---|---|---|---|
Geïnventariseerde risico’s | 6.137 | ||||
Totaal | 6.137 | ||||
Het is onwaarschijnlijk dat alle geïnventariseerde risico’s zich tegelijkertijd in volle omvang voordoen. De gemeente Krimpenerwaard heeft ervoor gekozen om de benodigde weerstandscapaciteit te bepalen op 50% van het totaal aan geïnventariseerde risico’s. Hetgeen neerkomt op: | |||||
Af te dekken risico's (x € 1.000) | Bedrag | ||||
50% van de geïnventariseerde risico’s | 50% van € 6.137 = | 3.069 | |||
Totaal af te dekken binnen de algemene reserve | 3.069 | ||||
De totale weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende onderdelen: | |||||
Weerstandscapaciteit (x €1.000) | (x € 1.000) | ||||
De algemene reserve incl. claim weerstandsvermogen | 21.389 | ||||
Materiële stille reserves | - | ||||
Totale beschikbare weerstandscapaciteit | 21.389 | ||||
Weerstandsvermogen
Terug naar navigatie - WeerstandsvermogenHet weerstandsvermogen wordt weergegeven als een ratio tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en het totaal van de gekwantificeerde risico’s.
De weerstandscapaciteit bedraagt € 21.389. De geïnventariseerde risico’s bedragen € 6.137. Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Dit kengetal geeft een momentopname op basis van de reservestanden eind 2023. Het verhoudingsgetal bedraagt derhalve 3,5. | ||||
---|---|---|---|---|
Ratio | Waardering | |||
Boven 2,0 | uitstekend | |||
Tussen 1,4 en 2,0 | ruim voldoende | |||
Tussen 0,8 en 1,4 | matig | |||
Tussen 0,6 en 0,8 | onvoldoende | |||
Onder 0,6 | ruim onvoldoende | |||
Het verhoudingsgetal 3,5 geeft aan in hoeverre de gemeente in staat is om financiële tegenvallers op te vangen en wordt beoordeeld als uitstekend. |
Risicomanagement
Terug naar navigatie - RisicomanagementRisicomanagement kent meerdere doelstellingen. In de nota Risicomanagement, die in oktober 2016 in uw raad is vastgesteld, hebben wij de volgende doelstellingen benoemd:
- Inzicht verkrijgen in de risico’s die wij als gemeente lopen. Dit zijn zowel financiële als niet-financiële risico’s. Daarbij moeten beheersmaatregelen deze risico’s verminderen.
- Vergroten van het risicobewustzijn van alle medewerkers binnen de gemeente in houding en gedrag. Risicobewustzijn moet onderdeel zijn van de bedrijfscultuur. Een onderdeel hiervan is onder meer de frauderisico analyse en het plan van aanpak dat zich richt op gedrag binnen de organisatie.
- Beoordelen van het benodigde weerstandsvermogen.
- Voldoen aan wet- en regelgeving (BBV).
Bij risico’s maken we een onderscheid tussen risico’s die wel en risico’s die niet van belang zijn voor de weerstandscapaciteit. Bepaalde risico’s zijn niet van belang voor de weerstandscapaciteit als de begroting- en rekeningcyclus in orde is en we adequate beheersmaatregelen of (verlies)voorzieningen hebben getroffen. Risico’s die van belang zijn voor de weerstandscapaciteit zijn bijvoorbeeld bedrijfsrisico’s als grondexploitatie, de sociaaleconomische ontwikkelingen, garantieverplichtingen, schadeclaims en renterisico’s.
De risico-inventarisatie is in het eerste kwartaal van 2024 geactualiseerd. De uitkomsten hiervan zijn in deze paragraaf verwerkt.
Inventarisatie van de risico's
Terug naar navigatie - Inventarisatie van de risico'sOp basis van de geïnventariseerde risico’s is een inschatting gemaakt van de mogelijke financiële tegenvallers. Om bij de inventarisatie een redelijke inschatting te kunnen maken van de kansen dat risico’s zich voordoen en de financiële consequenties als de risico's zich voordoen, hebben we gebruik gemaakt van bandbreedtes. Bij de opzet van de bandbreedtes is rekening gehouden met de omvang van risicovolle situaties in Krimpenerwaard, afgezet tegen de schaal waarop Krimpenerwaard opereert.
Klasse | Norm | Risico |
---|---|---|
1 | Minder of 1 x per 10 jaar | 10% |
2 | 1 x per 5 - 10 jaar | 30% |
3 | 1 x per 2 - 5 jaar | 50% |
4 | 1 x per 1 - 2 jaar | 70% |
5 | 1 x per jaar of vaker | 90% |
Bij elk risico is geïnventariseerd welke beheersmaatregelen zijn getroffen die het risico verkleinen. Vervolgens is een inschatting gemaakt van het maximaal financiële risico dat resteert. Met behulp van het percentage, behorend bij de klasse (bijvoorbeeld 10% bij klasse 1 risico's), en het bedrag opgenomen bij “maximaal financieel gevolg restrisico” wordt het financiële gevolg voor de weerstandscapaciteit berekend. Hieronder een overzicht van de Reguliere Risico’s >= € 50.000 op basis van het op deze wijze berekende financiële gevolg.
Risico's = € 50.000 | ||
---|---|---|
1 | Gebiedsovereenkomst | 1.500 |
2 | Diverse risico's Sociaal domein | 1.200 |
3 | Risico's inzake inflatie en loon- en prijsstijgingen in diverse sectoren | 800 |
4 | Verplichtingen t.a.v. sport, cultuur en overige maatschappelijk voorzieningen | 499 |
5 | Invoering Omgevingswet/WKB | 400 |
6 | Risico's Grondexploitaties | 262 |
7 | Krachtige Ijsseldijken Krimpenerwaard | 250 |
8 | Risico inbreuk informatiehuishouding | 148 |
9 | Beheeroverdracht Steinsedijk te Haastrecht | 112 |
10 | Niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming | 105 |
11 | Vertraging IBOR projecten door achterstand netbeheerder | 100 |
12 | Impact (Oekraïense) vluchtelingenstroom | PM |
13 | Overige risico's | 761 |
Totaal | 6.137 |
Toelichting geïnventariseerde risico's
Terug naar navigatie - Toelichting geïnventariseerde risico'sDe benodigde weerstandscapaciteit op basis van de geïnventariseerde risico’s bedraagt € 6,1 miljoen. Bij de Begroting 2024 was dit € 7,4 miljoen. Het totaalbedrag is daarmee gedaald. De belangrijkste verlagingen zijn de verlaging van het risico inzake de jeugdhulp plus -/- € 0,3 miljoen, de verlaging van risico's met betrekking tot de CAO-ontwikkelingen voor ambtenaren -/- € 0,4 miljoen en de verlaging van de risico's inzake de maatschappelijke voorzieningen -/- € 0,6 miljoen. We zien daarentegen een nieuw risico ontstaan met betrekking tot de werkzaamheden rondom het project KIJK en een belangrijk risico inzake de opvang van de verschillende vluchtelingenstromen in relatie tot de oorlog in Oekraïne en de impact van de spreidingswet is nog niet te kwantificeren.
Hieronder volgt een toelichting op de risico’s van € 50.000 en groter.
Toelichting geïnventariseerde reguliere risico’s
1- Gebiedsovereenkomst
De gemeente heeft, samen met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, de regie over de samenhangende opgaven in hun buitengebied. De provincie Zuid-Holland fungeert als opdrachtgever. In het tweede halfjaar van 2020 is met de andere twee overheden een addendum overeengekomen op de Gebiedsovereenkomst Veenweiden. Allereerst is de doorlooptijd van de overeenkomst verlengd tot en met 2026. Daarnaast zijn nieuwe afspraken gemaakt over het risico van overschrijding van het totaalbudget van € 95,1 miljoen voor dit project. Bij een overschrijding van het budget tot € 4 miljoen is 50% voor rekening van de provincie en 50% voor rekening van de uitvoerende partijen (gemeente 75% en hoogheemraadschap 25%). Is de overschrijding meer dan € 4 miljoen, dan is dat volledig voor rekening van de provincie. De aanspraak zal voor de gemeente, op basis van het addendum, nooit meer bedragen dan € 1,5 miljoen. Vóór het afsluiten van dit addendum was het risico voor de gemeente nog € 3 miljoen. Het gemeentelijk risico zal gedurende de realisatie van het project steeds beter, maar pas compleet na afronding van het project inzichtelijk zijn.
2- Diverse risico's Sociaal Domein
De uitgaven voor Jeugdhulp en de Wmo voorzieningen worden jaarlijks zo reëel mogelijk begroot. Hierbij zijn trends uit eerdere jaren de basis voor de indicatie naar de toekomst toe. Door het open einde karakter van deze voorzieningen bestaat echter het risico (€ 1 miljoen) dat de uitgaven onvoorzien hoger zijn dan geprognosticeerd. Over 2022 hebben we een voorzichtige trendbreuk gezien in de stijging van de kosten, maar het is hoogst onzeker of dit zich voort zal zetten. Binnen de jeugdhulp wordt 70% van de indicaties buiten het gemeentelijk kanaal om afgegeven door directe verwijzers als huis- en jeugdartsen. Dit maakt ook dat er relatief weinig grip is op de kosten. Onder meer het inzetten van de jeugdondersteuners huisartsen moet ons meer handvatten geven om ook in deze kanalen meer inzicht en grip te krijgen.
Met betrekking tot de Jeugdhulp + en specifiek de gesloten Jeugdzorg zijn de transformatieplannen van de grootste zorgaanbieders in dit segment inmiddels bovenregionaal behandeld en afgestemd. Uit deze transformatieplannen komt naar voren dat de gewenste transformatie gefinancierd kan worden middels daarvoor beschikbare gelden vanuit het Ministerie. Er lijkt tot op heden geen aanleiding te veronderstellen dat er op termijn voor de transformatie aanspraak gedaan dient te worden op lokale financiering. Wel speelt nog nog bij één casus met betrekking tot een jeugdbeschermingsinstelling waarbij voorfinanciering heeft plaatsgevonden waarop het risico bestaat dat de betaalde voorfinanciering bij een faillissement van de aanbieder niet meer kan worden verrekend. Met deze aanbieder zijn inmiddels concrete afspraken gemaakt inzake aflossingsregelingen waardoor het risico gemitigeerd is.
Bij de Wmo heeft de verlaging van de eigen bijdrage in de vorm van het abonnementstarief een aanhoudend aanzuigend effect op de maatwerkvoorzieningen. Er is sprake van een structurele toename van de Wmo uitgaven vanaf 2019. Daar tegenover staat dat landelijk beleid in voorbereiding is om vanaf 2026 weer een inkomensafhankelijke bijdrage te gaan invoeren voor alle onderdelen binnen de Wmo. Naast bovenstaande blijft ook de vergrijzing een rol spelen in de te verwachten toename van het aantal aanvragen. Door de groeiende groep ouderen bestaat de kans dat niet tijdig gesignaleerd wordt dat inwoners (tijdelijk) minder zelfredzaam zijn. Het risico ( € 0,1 miljoen) ontstaat als we door het niet tijdig signaleren te laat kunnen ingrijpen en geconfronteerd worden met hoge kosten.
Eind 2023 heeft uw gemeenteraad het nieuwe minimabeleid vastgesteld. Bij de herijking van het beleid is ook een budgettaire bijstelling gedaan op basis van een gemiddeld bereik van 35% van de minimadoelgroep. Wanneer het bereik substantieel hoger wordt dan de 35% en de budgetten onvoldoende blijken te zijn, zullen wij u hierover informeren via de reguliere P&C cyclus. Momenteel schatten we een risico van € 0,1 miljoen in met betrekking tot een stijgende vraag naar minimaregelingen.
3 - Risico's inzake inflatie en loon- en prijsstijgingen in diverse sectoren
In de begroting 2023 is voor het eerst een algemeen risico opgenomen met het oog op diverse ontwikkelingen gekoppeld aan de loon-en prijsstijgingen en de hoge inflatie. Het risico zit daarbij met name in de vraag of de diverse prijsstijgingen afdoende gecompenseerd worden binnen het gemeentefonds. Dit risico is nu geactualiseerd waarbij een onderverdeling is gemaakt in een tweetal onderwerpen:
Projecten: Momenteel zijn er 65 projecten in behandeling. Deze projecten zijn grofweg in te delen in 3 categorieën te weten civiele (bouw)projecten, medewerking aan bouwprojecten van ontwikkelaars en projecten waarvan de gemeente opdrachtgever is. Voor alle projecten is er sprake van risico's, maar de financiële risico's spelen zich met name af rond de projecten waar de gemeente zelf opdrachtgever is. Om de voortgang op deze projecten goed te monitoren wordt in de organisatie ingezet op een eenduidige rapportagemethodiek (naast bestaande beheersmaatregelen). Daarnaast is er de ontwikkeling richting een meerjareninvesteringsprogramma (MIP). Met dit MIP houden we inzicht in de toekomstige investeringsbehoefte(n) van de gemeente en de financiële consequenties daarvan. Het risico wordt ingeschat op 0,5 miljoen.
Onderhouds- en beheerkosten: Hoewel de grootste prijsstijgingen van grondstoffen en materialen zich in 2022 hebben voorgedaan, is het aannemelijk dat de prijsstijgingen, weliswaar in een wat afgevlakte vorm, zich blijven voortzetten. Het risico wordt voor de komende jaren ingeschat op € 0,3 miljoen.
4 - Verplichtingen ten aanzien van sport, cultuur en overige maatschappelijk voorzieningen
Op basis van in het verleden gemaakte afspraken heeft de gemeente verplichtingen ten aanzien van enkele maatschappelijke instellingen. De risico's worden sinds de jaarrekening 2020 ontleend aan de standenlijst voor maatschappelijke voorzieningen binnen het Sociaal domein. De actualisatie van de risico inschatting heeft ten opzichte van de jaarrekening 2022 enkele wijzigingen in het mogelijke risico ten laste van het weerstandsvermogen ten gevolg gehad. In 2023 is er voor maatschappelijke voorzieningen namelijk een mogelijkheid beschikbaar gesteld tot het aangaan van een duurzaamheidslening. Deze lening is er op gericht de exploitatielasten te verlagen door te investeren in duurzaamheidsmaatregelen. Het afgeven van deze leningen, inclusief toetsing door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), verhoogt het maximale risico. Bij de jaarrekening 2022 is daarbij nog uitgegaan van het totaal beschikbaar gestelde bedrag maar is nu uitgegaan van het daadwerkelijk beleende bedrag. Daarbij verlagen de toetsing en de waarborgen die bij de lening gevraagd worden dit risico. Daarnaast zijn de inschatting bij enkele voorzieningen herijkt waarmee het totale risico (€ 0,5 miljoen) per saldo lager ligt dan bij de jaarrekening 2022. De duurzaamheidsleningen en de daarmee genomen maatregelen leiden op termijn tot een verlaging van het overall risico aangezien hierdoor de exploitatielasten van maatschappelijke voorzieningen aanzienlijk kunnen dalen
5 - Invoering Omgevingswet/WKB
In de begroting zijn zo goed als mogelijk de baten en lasten als gevolg van de invoering van de Omgevingswet en de Wkb ingeschat. Landelijk wordt het uitgangspunt gehanteerd dat binnen 20 jaar de Omgevingswet budgetneutraal is ingevoerd. We hebben geen zicht op wat de daadwerkelijke kosten zullen zijn in de beginjaren, omdat we op dit moment, kort na de daadwerkelijke inwerkingtreding, niet weten wat de uitvoering precies in de praktijk gaat betekenen. Vooralsnog houden wij rekening met een risico van € 0,4 miljoen voor deze stijging. In 2024 houden we nog rekening met incidentele lasten die we in de begroting hebben opgenomen. Daarnaast gaan wij een onderzoek uitvoeren in de loop van 2024, om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke effecten van de inwerkingtreding.
6 - Grondexploitaties
In de grondexploitaties zijn er verschillende soorten risico's te onderscheiden. Voorbeelden hiervan zijn financiële, technische of organisatorische risico's. Voor de jaarrekening 2023 zijn deze risico's opnieuw geactualiseerd. De totale risicowaardering is voor de jaarrekening 2023 bepaald op circa € 0,26 miljoen. Dit is lager ten opzichte van de inschatting bij de begroting 2024. Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door het project Tussen Dijk en Bakwetering. Bij de actualisatie van de grondexploitatie zijn alle kosten en opbrengsten op nul gezet. Wij voorzien hier een tekort en geen winstgevende grondexploitatie. Hiervoor wordt een apart raadsvoorstel voorbereidt. Vooruitlopend hierop wordt deze grondexploitatie op nul gezet en daarmee ook de risico's. De gemaakte kosten tot nu toe zijn als verlies genomen bij de jaarrekening 2023.
Voor complex Zevender Thiendenland wordt een minimaal risico ingeschat. De risico's bij het complex Hoflaan Stolwijk zijn ongewijzigd ten opzichte van de begroting 2024. In paragraaf G: Grondbeleid wordt nader ingegaan op de grondexploitaties binnen onze gemeente en de gevormde reserves en voorzieningen
7 - Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard
Volgens huidige inzichten starten de werkzaamheden rondom KIJK (Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard) begin 2025. Dit betekent een significante toename van zwaar verkeer. Dit verkeer maakt gebruik van de wegen door de kernen Ouderkerk aan den IJssel en Lageweg. Op deze wegen wordt volgens onze planning tijdens de werkzaamheden van KIJK groot onderhoud uitgevoerd. Om kapitaalvernietiging te voorkomen in de vorm van schades op de herstelde wegen is het een overweging te kiezen om te investeren in noodmaatregelen. De kosten voor deze noodmaatregelen worden ingeschat op € 0,25 miljoen.
8 - Risico inbreuk informatiehuishouding
Dit risico gaat over het voorkomen van schending van enige wetgeving, wettelijke en regelgevende of contractuele verplichtingen, en van beveiligingseisen om bijvoorbeeld hacks te voorkomen. Het niet toezien op de naleving van het onlangs geactualiseerde informatiebeveiligingsbeleid kan tot gevolg hebben dat er wel regels zijn afgesproken en maatregelen zijn genomen, maar dat men er zich niet of onvoldoende aan houdt. Het bruto risico dat zich voor kan doen is aanzienlijk. We hebben echter vele beheersmaatregelen getroffen en monitoren deze zorgvuldig, waardoor het netto risico, de daadwerkelijke kans dat een risico zich voordoet met inbegrip van de beheersmaatregelen aanzienlijk lager ingeschat kan worden en op € 0,15 miljoen is ingeschat.
9 - Steinsedijk
De Steinsedijk in Haastrecht heeft voor een groot deel de waterkerende functie verloren en is dus formeel geen dijk meer. Dit betekent dat het hele dijklichaam in beheer en onderhoud door Rijnland aan de gemeente wordt overgedragen. Aangezien het dijklichaam in slechte staat van onderhoud verkeert, vordert de gemeente van Rijnland de kosten van herstel van het dijklichaam. De ramingen voor het herstel liggen tussen € 6,5 en € 8,5 miljoen. Op grond van deze informatie is het risico berekend op € 112.000.
10 - Niet voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming
De gemeente is in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en Wet politiegegevens (Wpg) verplicht passende technische en organisatorische maatregelen te treffen om ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens van burgers en haar medewerkers. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) kan organisaties die niet aan de AVG voldoen een boete opleggen van maximaal 20 miljoen euro of 4% van de jaaromzet. Bij overtreding van de Wpg kan de AP boetes opleggen welke zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht. Afhankelijk van de aard van de overtreding kan een boete oplopen tot wel € 820.000,- per overtreding. Op basis van de genomen beheersmaatregelen is het risico bepaald op € 0,1 miljoen.
11 - Vertraging IBOR projecten door achterstand netbeheerder
Bij bijna ieder IBOR-project worden de aanwezige kabels en leidingen gelicht of vervangen. Dit gebeurt enerzijds om te voldoen aan de toegenomen vraag (laadpalen voor auto's bijvoorbeeld), maar ook omdat de aanwezige kabels anders te diep komen te liggen. De werkzaamheden die door Stedin worden uitgevoerd (Stedin is in veel gevallen de netbeheerder) vragen een lange voorbereiding. Deze lange voorbereiding heeft negatieve gevolgen voor de planning van onze werkzaamheden. Samen met het IBKW proberen wij de voorbereidingstijd zo kort mogelijk te houden door periodieke gesprekken te organiseren.
Door de optredende vertragingen lopen wij een risico dat wij te maken krijgen met extra onvoorziene kosten. Zo moet er door de vertraging extra geïnvesteerd worden om de projectgebieden veilig te houden en worden er extra kosten gemaakt ten behoeve van nieuwe berekeningen als gevolg van extra toe te passen ophoogmateriaal en stijging van prijzen.
Het risico als gevolg van deze ontwikkelingen kan ingeschat worden op 1% van het jaarlijkse investeringsvolume in de IBOR-projecten. Dit investeringsvolume ligt rond de € 10 miljoen per jaar. Het risico bedraagt € 0,1 miljoen.
12 - Impact (Oekraïense) vluchtelingenstroom
Opvang van vluchtelingen en de huisvesting van statushouders blijft de komende jaren een belangrijk onderwerp. Ook in 2024 zal naar verwachting de oorlog in Oekraïne nog niet voorbij zijn. Ook de druk op de reguliere asielopvang is nog groot en de spreidingswet asielzoekers die inmiddels in werking is getreden zal een behoorlijke inspanning vragen van de organisatie. Daarnaast moet de gemeente ook zorgdragen voor het invullen van steeds hogere taakstellingen met betrekking tot huisvesting statushouders. Meer informatie over de ontwikkelingen rondom dit risico kunt u lezen in paragraaf: J. Opvang vluchtelingen. Aangezien concrete uitwerking van de opgaven nu van start gaat, is het zeer lastig in te schatten welke consequenties dit zal hebben voor ons als gemeente. Momenteel is het dan ook nog niet mogelijk om de financiële consequenties en risico's gericht in te schatten en wordt dit risico als PM post opgenomen.
Kengetallen
Gezien het stijgende belang van onderlinge vergelijkbaarheid van gemeenten, een grotere druk op doelmatigheid en een steeds meer divers wordende context (ontwikkeling van financiële producten, meer verbonden partijen, meer taken zoals bijvoorbeeld in het sociaal domein) is het belang van inzicht in de financiële positie toegenomen.
Om aan het voorgaande tegemoet te komen, schrijft het BBV een verplichte basis set van vijf financiële kengetallen voor die moeten worden opgenomen in deze paragraaf. Naast de kengetallen wordt een beoordeling van de onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie opgenomen.
In de volgende tabel zijn de verplichte kengetallen, inclusief betreffende waarden voor onze gemeente opgenomen. Onder de tabel volgt een nadere toelichting per kengetal en wordt de link gelegd tussen waarden op de verschillende kengetallen.
Kengetallen | Rekening | Begroting | Rekening | |
---|---|---|---|---|
2022 | 2023 | 2023 | ||
Netto schuldquote | 20% | 60% | 16% | |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 14% | 52% | 9% | |
Solvabiliteitsratio | 36% | 24% | 39% | |
Structurele exploitatieruimte | 4,9% | 0,7% | 3,0% | |
Grondexploitatie | 0% | 0% | 0% | |
Belastingcapaciteit | 102% | 99% | 98% | |
Voor de toelichting per kengetal wordt gebruik gemaakt van het dashboard Financiële kengetallen van uw gemeente van het Ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijkrelaties (https://findo.nl/dashboard/dashboard/gemeentelijke-rekening-kengetallen/). Daarbij worden de cijfers van de eigen gemeente geplaatst in de context met landelijke cijfers en de cijfers van de gemeentegrootte 45.000 tot 60.000 inwoners. Tot voorheen was de benchmark op basis van het gemiddelde van gemeenten tussen de 50.000 - 100.000 inwoners. Deze benchmark is gebaseerd op de cijfers Jaarrekening 2022
Weerbaarheid: Kan de gemeente tegen een stootje?
Wendbaarheid: kan de gemeente zich relatief snel aanpassen aan veranderende omstandigheden?
Toelichting per kengetal:
Netto schuldquote: Dit kengetal geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft daarmee inzicht in de mate waarop rentelasten en aflossingen drukken op de exploitatieruimte. Een normale netto schuldquote ligt tussen de 0% en 90%. Een schuldquote tussen de 90% en 130% wordt als hoog beschouwd en mag niet verder toenemen. Een schuldquote hoger dan 130% wordt als te hoog beoordeeld en moet afgebouwd worden. De gemeente Krimpenerwaard bevindt zich met 20% bij de jaarrekening 2022 aan de onderkant van de normale marge en zit aanzienlijk lager dan het gemiddelde van andere gemeenten van gelijke omvang (45,2%). Bij de jaarrekening 2023 is het percentage beperkt gedaald naar 16%.
Gecorrigeerde netto schuldquote: Dit kengetal is een aanvulling op bovenstaande waarbij er een correctie plaatsvindt door de verstrekte leningen mee te nemen. Dit om het effect van doorlenen inzichtelijk te maken. De verhouding tussen ons percentage en die van het gemiddelde van andere gemeenten van gelijke omvang zijn vrijwel identiek als bij de niet gecorrigeerde netto schuldquote en door het meenemen van de verstrekte leningen daalt de schuldquote van de gemeente Krimpenerwaard van 20% naar 14%. Bij de jaarrekening 2023 zijn de percentages respectievelijk 16% en 9%.
Solvabiliteit: Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar verplichtingen te voldoen en bestaat uit de hoogte van het eigen vermogen ten opzichte van het balanstotaal. Een ratio hoger dan 50% is het minst risicovol, een ratio tussen de 20% en 50% is neutraal en een ratio lager dan 20% is risicovol. De gemeente Krimpenerwaard zit met 36% bij de jaarrekening 2022 midden in categorie B (neutrale score) en scoort in vergelijking met het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (35,6%) nagenoeg gelijk. Bij de jaarrekening 2023 zien we een lichte stijging naar 39%.
Grondexploitatie: Dit kengetal geeft weer hoe de boekwaarde van de grondexploitaties zich verhouden tot de totale (geraamde) baten van de gemeente. Een score lager dan 20% is het minst risicovol, tussen de 20% en 35% is neutraal en hoger dan 35% is risicovol. De gemeente Krimpenerwaard zit met een score van 0% bij de jaarrekening 2022 in de minst risicovolle categorie en loopt ook minder risico dan het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (7,3%). Bij de jaarrekening 2023 is het percentage 0%.
Belastingcapaciteit: Dit kengetal geeft inzicht hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt tot de gemiddelde landelijke belastingdruk. Een score lager dan 100% geeft aan dat de lokale lasten lager zijn dan het landelijk gemiddelde en een score hoger dan 100% geeft aan dat de lokale lasten hoger zijn dan het landelijke gemiddelde. De gemeente Krimpenerwaard zit met een score van 102% boven het landelijk gemiddelde en ook boven de score van het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang (98,8%). In de jaarrekening 2023 zien we een daling naar 98%. Dat wil dus zeggen dat in 2023 het gemiddelde landelijke tarief harder is gestegen dan het lokale tarief.
Structurele exploitatieruimte: Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente is staat is de structurele lasten te dragen met structurele baten. Bij een negatief percentage zijn de structurele lasten hoger dan de structurele baten. Bij een positief percentage kan de gemeente de structurele lasten dragen met de structurele baten. Voor de gemeente Krimpenerwaard is het percentage 4,9% en dit laat dus zien dat wij de structurele lasten kunnen dragen met de structurele baten. Bij het gemiddelde van de andere gemeenten van gelijke omvang is er nagenoeg evenveel positieve ruimte tussen de structurele lasten en de structurele baten (4,8%). In de jaarrekening 2023 zien we een lichte daling naar 3,0% voor de gemeente Krimpenerwaard. Daarmee komen we dus iets onder het gemiddelde van andere gemeenten van gelijke omvang.